In de jaren vóór 2015 heeft de locatie Winschoten van Doc-Direkt, in opdracht van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), archieven bewerkt die deel uitmaken van de erfgoedcollectie van de Tweede Wereldoorlog. Deze archieven laten duidelijk zien hoe de bezetter zich nietsontziend de bezittingen van Joodse Nederlanders toe heeft geëigende. Dit is gebeurd met hulp van een gestroomlijnde organisatie, waar diverse prominente Nederlanders, die met Duitsland hebben gesympathiseerd, onderdeel van hebben uitgemaakt.
De spil in deze immense machinerie is Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H. geweest. Vele tienduizenden Joodse ondernemingen zijn leeggeroofd en verkocht. Tot de Tweede Wereldoorlog heeft Winschoten een opvallend grote en bloeiende Joodse gemeenschap gekend. In 1941 vallen de Joodse ondernemingen in Winschoten ten prooi aan Omnia en een jaar later wordt de Joodse bevolking afgevoerd. Joods Winschoten is de oorlog niet meer te boven gekomen.
De archieven
In 2009 geeft het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) opdracht aan de toenmalige Centrale Archief Selectiedienst (CAS) om archieven van Nederlandse overheidsinstellingen en personen in bezet Nederland te ontsluiten. In 2011 gaat de CAS op in de nieuwe shared services organisatie Doc-Direkt. In 2014 draagt Doc-Direkt de laatste bewerkte archieven over aan het NIOD. In totaal zijn 119 NIOD-archieven in Winschoten over de bureaus gegaan (zie bijlage 1, verderop in dit artikel).
Al deze archieven maken deel uit van de vermaarde erfgoedcollectie van de Tweede Wereldoorlog. Een in het oog springend archief is dat van de Nederlandse voorman van het nationaalsocialisme, mr. Meinoud Marinus Rost van Tonningen. Rost van Tonningen is tijdens de Tweede Wereldoorlog niet alleen waarnemend secretaris-generaal van het departement van Financiën, maar ook president van De Nederlandsche Bank. Doc-Direkt heeft zowel het persoonlijke archief van Rost van Tonningen [1], als de archieven van het departement voor Bijzondere Economische Zaken [2] en het departement voor Financiën [3] bewerkt. Eerder is al het NIOD-archief van de Nederlandse Oost-Compagnie [4] (NOC) onder handen genomen, waar directeur Rost van Tonningen een belangrijke stem in het kapittel heeft gehad. Al deze archieven zijn wanordelijk te noemen. Dat is deels te verklaren door de aantoonbare bestuurlijke chaos die kenmerkend is geweest voor de organisaties waaraan Rost van Tonningen leiding heeft gegeven. Maar vooral het door elkaar lopen van de verschillende verantwoordelijkheden van Rost van Tonningen, heeft ervoor gezorgd dat de archieven op archieftechnisch gebied een uitdaging hebben gevormd. Zo heeft Rost van Tonningen bijvoorbeeld op briefpapier van De Nederlandsche Bank aanwijzingen gegeven die Bijzondere Economische Zaken of de NOC hebben geraakt en omgekeerd.
De archieven tonen aan hoe de Duitsers, met hulp van Rost van Tonningen, de hele Nederlandse financiële sector in handen hebben gekregen. Het past in het beleid om de bezette gebieden leeg te plunderen en zo de Berlijnse oorlogskas te spekken. Voor deze publicatie is vooral geput uit het archief van Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H. [5], een groot Duits accountantskantoor [6]. Deze maatschappij heeft ervoor gezorgd er in heel Europa voor dat de tegoeden van Joodse bedrijven, die onder dwang zijn afgestaan, zijn doorgesluisd naar de Duitse staatskas. Daarbij is overigens ook het nodige aan de strijkstok blijven hangen. Dit archief is van groot belang, omdat de activiteiten van Omnia grote invloed hebben gehad op de Joodse gemeenschap in Winschoten, de plaats waar de archieven uiteindelijk ook zijn bewerkt.
Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H.
De Duitse trustmaatschappij heeft haar hoofdvestiging aan de Perlgasse 1 in Praag gehad. Daar wordt het bedrijf geleid door de Duitse accountant Georg Niethammer. Op last van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied, de Oostenrijkse advocaat en politicus dr. Arthur Seyss-Inquart, richt Omnia zich vanaf 1941 ook op Nederland. Net als in andere, door Duitsland bezette, landen moet Omnia hier de liquidaties van Joodse bedrijven uitvoeren. Dit valt in Nederland onder de paraplu van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaf [7] één van de vier Generalkommissariaten die door het Duitse civiele bestuur zijn ingesteld.
Het Generalkommisariat für Finanz und Wirtschaft wordt geleid door dr. Hans Fischböck, die de Rijkscommissaris al uit zijn tijd in Wenen kent. Binnen het Generalkommissariat is de Wirtschaftprüfstelle (vrij vertaald: Bureau voor Economisch Onderzoek), dat onder de Hauptabteilung Wirtschaft valt, de directe opdrachtgever van het in oktober 1941 geopende kantoor van Omnia in Den Haag. Het liquideren van Joodse bedrijven heeft tot doel gehad het Joodse en vijandelijke vermogen onder beheer te stellen. Cruciaal daarvoor is de verplichting tot het aangeven van vijandelijk vermogen en het opzetten van accountantstoezicht op het beheer van Joodse bedrijven geweest. Dat is gedaan door bewindvoerders.
De opdracht voor de Wirtschaftprüfstelle, en dus ook voor Omnia, is om zo veel mogelijk kleine ondernemers, zoals veehandelaren, marktkooplieden, verzekeringsagenten en schoenmakers, van hun vermogen te ontdoen. Daarvoor is Omnia gebruikt als zogenaamde Liquidationstreuhänder. Tussen oktober 1941 en september 1944 heeft de Wirtschaftprüfstelle maar liefst 22.000 opdrachten tot liquidatie van bedrijven verstrekt; aan het einde van die periode zijn ongeveer honderd zaken nog niet afgewikkeld. In 1943 verhuist het hoofdkantoor van Omnia naar Arnhem, waar ook de Wirtschaftprüfstelle onderdak vindt. Maar na de geallieerde luchtlandingen rond Arnhem van 17 september 1944 krijgen de Duitsers de vijand als het ware in de voortuin.
De werkzaamheden van beide instellingen worden gestaakt. Toch lukt het Omnia nog om in januari 1945 een kantoor in Groningen te openen. Kort daarna slaagt het toenmalige hoofd van Omnia, Hinrich Friedmann, er niet in om, na een reis naar Duitsland, Groningen weer te bereiken. Daarop wordt besloten ook de vestiging in Groningen op te geven, waarmee er een einde komt aan de activiteiten van Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H. in Nederland.
De nazi’s delen de onteigende Joodse winkels en bedrijven in twee categorieën in. De eerste categorie bestaat uit ondernemingen die behouden moeten blijven. In zo’n geval komt er een Treuhänder (bewindvoerder) aan het roer.
De schoenwinkel van Van Huiden in het tweede huis rechts is een van de vele geliquideerde bedrijven. Uit ‘Eene zeer twistzieke natie - Asptecten van de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Winschoten’
Deze bewindvoerder laat de dagelijkse gang van zaken over aan een Sachbearbeiter, een referent met beslissingsbevoegdheden. Via de Sachbearbeiterbureaus die in de grotere steden zitten, waaronder Groningen, krijgen de Sachbearbeiters hun instructies. Voor elk geliquideerd bedrijf openen zij een rekening bij de bank voor Nederlandse Arbeid NV in Amsterdam voor de financiële afwikkeling. De inkomsten worden vervolgens doorgesluisd naar de bank Lippmann, Rosenthal & Co. te Amsterdam, bekend geworden door de Liro-affaire.
De Joden krijgen te horen dat ze geen bedrijf meer mogen hebben. In totaal heeft Omnia zo’n 13.000 Joodse bedrijven geliquideerd. In de tweede categorie vallen die winkels en bedrijven die voor de bezetter geen waarde hebben en verkocht zijn. De opbrengst is op naam van de eigenaar gedeponeerd bij Lippmann, Rosenthal & Co. De verkoopwaarde is in veel gevallen een fractie van de werkelijke waarde geweest.
Joodse gemeenschap
Ook de in Winschoten gevestigde Joodse bedrijven ontspringen de dans niet. Winschoten heeft in die tijd een grote en bloeiende joodse gemeenschap van ongeveer vijfhonderd personen op een totaal inwonertal van 14.000 burgers. In de negentiende eeuw kent Winschoten percentagegewijs, na Amsterdam, de meeste Joodse inwoners. Winschoten wordt vanwege de aanwezigheid van de Joodse gemeenschap wel aangeduid als Sodom, of soms ook als Lutje Mokum (Klein Amsterdam).
De Joden in Winschoten zijn vooral van Asjkenazische afkomst, dus oorspronkelijk uit Centraal- en Oost-Europa. Zij vestigen zich kort na het midden van de achttiende eeuw in Winschoten. Al spoedig vormt zich een georganiseerde joodse gemeente, die in 1778 een verzoek indient tot goedkeuring van de statuten van hun synagoge. De eerste diensten worden gehouden aan de Buiten Venne. Daarna is een nieuwe synagoge in gebruik genomen aan de Langestraat. Behalve deze synagoge bouwt het kerkbestuur ook een ambtswoning met daarin een mikwe (ritueel bad) en een schoolruimte. Winschoten is een ringsynagoge [8] voor de omliggende gemeenten Scheemda, Beerta, Midwolda, Nieuwolda, Finsterwolde en Meeden, en valt zelf onder de hoofdsynagoge van Groningen. Rond 1800 is er in Winschoten sprake van een geordende kille (gemeenschap) met een reglement, synagoge, begraafplaats, bad, school en bestuur.
De joodse gemeente groeit snel en mede daardoor voldoet de synagoge aan de Langestraat niet meer aan de eisen. In 1854 wordt een nieuwe sjoel (synagoge) aan de Bosstraat in gebruik genomen, een gebouw dat nog steeds het stadsbeeld siert. Hier komt ook een Joodse school, met daarin dienstwoningen en een zaal voor bijeenkomsten. Het is niet bekend wanneer de Joodse begraafplaats aan de Liefkensstraat aangekocht is, maar deze is in ieder geval tussen 1786 en 1828 in gebruik geweest. Daarna worden de doden begraven op een nieuwe begraafplaats in het Achteruit (Sint Vitusholt).
Maar dan komt de oorlog
Door de onhoudbare toestand in Duitsland in de jaren dertig, komen veel Joden uit Oost-Friesland naar Winschoten. Dat is aantrekkelijk, omdat deze plaats niet ver van het vaderland lag. Sommigen hadden er familie of bekenden, die hen hielpen een nieuw bestaan op te bouwen [9]. Op 10 mei 1940 vervliegt de hoop op een neutraal, veilig Nederland.
De synagoge in de Bosstraat in Winschoten in de jaren dertig van de vorige eeuw (uit F.E. Banga, 'Winschoten Stad tussen ’t Oldambt en Westerwolde'. Foto L. Polak, repro Friedel Tahl, Groningen 1997).
Winschoten ligt vlak bij de grens en wordt meteen de eerste dag van de oorlog ingenomen. De Nederlandse militairen proberen de Duitsers nog tegen te houden door vier bruggen op te blazen [10], maar het mag niet baten.
Direct na de inval deelt de toenmalige burgemeester A.J. Romijn de Joden van de Joodse gemeenschap mee dat zij geen speciale behandeling hoeven te vrezen, mits zij zich als behoorlijke Nederlanders zullen gedragen [11]. Die verzekering heeft hij gekregen van de Duitse Ortskommandant, die zich direct na de inval in Winschoten vestigt. Lang zal het echter niet duren voor de Joodse gemeenschap ontdekt dat ze wel degelijk als zeer ‘speciaal’ wordt beschouwd. Het beleid de Joden buiten de samenleving te plaatsen, met als ultiem gevolg hun deportatie, wordt in Winschoten na ongeveer een half jaar bezetting ingezet.
De eerste cruciale stap op weg naar isolering is registratie. Een hoge officier van het Duitse politieapparaat in Groningen, Hauptsturmführer H. Kirchner, vraagt burgemeester Romijn om een lijst met Joodse ingezetenen voor ‘statistische doeleinden’. De lijst die Romijn moet aanleveren is zeer uitgebreid: niet alleen naam, voornaam en geboortenaam, maar ook geboorteplaats, datum van vestiging in Winschoten, nationaliteit, beroep en het al of niet hebben van een zaak. Enkele dagen na dit gesprek krijgt Romijn spijt van zijn toezegging. Hij schrijft op 20 juni 1940 een brief naar de commissaris van de Koningin in Groningen met de mededeling: “Waar nu de hier wonende Nederlandsche Joden een bevolkingsgroep vormen, die op behoorlijke wijze, zonder eenige aanstoot te hebben gegeven, in hun eigen onderhoud voorzien en door mij dus altijd op volkomen gelijke voet zijn behandeld als de andere Nederlandsche onderdanen, vind ik het zelf ook wat moeilijk en pijnlijk omtrent hen deze uitzonderlijke informaties te moeten verstrekken.” [12].
Het mag opvallend worden genoemd dat de lokale vertegenwoordigers van de bezetter in dit vroege stadium al zoveel specifieke gegevens willen hebben. Op landelijk niveau gaan de Duitse autoriteiten dan nog omzichtig te werk met het zogeheten ‘Jodenvraagstuk’. Uiteindelijk zendt Romijn de lijst toch op 25 juni 1940 naar Groningen waarbij hij in een begeleidend schrijven opmerkt hoe verheugd hij is dat deze lijst slechts voor statistische doeleinden bestemd is … [13].
De landelijke verordening die de registratie van Joden bepaalt, uitgevaardigd door Seyss-Inquart, komt op 10 januari 1941. In de loop van 1941 worden de Joodse inwoners van Winschoten getroffen door alle beperkende maatregelen, sociaal en economisch, die ook elders in Nederland gelden. In april 1941 moeten de Joden hun radio’s inleveren. En in augustus van dat jaar vraagt burgemeester Romijn alle hoofdonderwijzers op te geven hoeveel en welke Joodse kinderen naar hun scholen gaan [14].
De scholen verstrekken gezagsgetrouw de gevraagde informatie: de Nutsbewaarschool telt dertien joodse kleuters, de lagere school heeft 28 joodse leerlingen, de ULO telde dertien leerlingen en de HBS heeft er drie. Romijn laat weten dat de Joodse kinderen een eigen school krijgen. Ze mogen meteen in september al niet meer naar hun oude school. Terwijl de Joodse school uiteindelijk pas de deuren opent op 15 oktober 1941.
De gemeente is verantwoordelijk voor de school. Vanaf 1 september 1942 valt de school onder de Joodsche Raad [15]. Het aantal leerlingen krimpt snel door deportaties van Joodse gezinnen op 3 en 4 oktober 1942. Uiteindelijk wordt de huur van de school door de gemeente Winschoten opgezegd per 1 januari 1943.
Ook op economisch gebied wordt de Joodse gemeenschap getroffen:
In 1942 komt de ene beperking na de andere: Joden mogen niet meer vissen en geen sport meer beoefenen. Ook mogen ze geen auto meer rijden en komt er een volledig reisverbod. Zelfs hun telefoon wordt afgesloten. De meeste Joodse winkels sluiten en Joden mogen enkel op bepaalde tijden boodschappen doen. In juli 1942 worden de Joden verplicht de gele davidster te dragen. Vanaf 1941 raken ze ook hun geld en effecten kwijt. In augustus wordt de Joodse gemeenschap verplicht om alle kapitaal boven de tienduizend gulden over te maken naar de bank Lippmann, Rosenthal & Co. In maart 1942 verdwijnt het grensbedrag van tienduizend gulden en moeten de Joden alle banktegoeden en effecten overmaken. Met name de uitsluiting van het economisch verkeer komt hard aan bij de Joodse gemeenschap in Winschoten.
Op 11 februari 1942 wordt burgemeester Romijn ontslagen en op 23 april 1942 wordt de NSB’er A.J. Drenth als burgemeester in Winschoten geïnstalleerd. Op 25 juni ontvangt Drenth een brief van de commissaris van de Provincie Groningen, C.F. Staargaard, met een verzoek van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Amsterdam om een lijst in te leveren van de in Winschoten woonachtige Joden. Later wordt deze lijst bekend onder de naam SD-lijst. Deze wordt met de nodige precisie op het Winschoter gemeentehuis vervaardigd en op 14 juli 1942 opgestuurd. In augustus en oktober 1942 zijn de meeste Joden gedeporteerd. Begin 1943 worden ook de achterblijvers weggevoerd. Hiermee komt er een einde aan ruim tweeëneenhalve eeuw Joods leven in Winschoten. Van alle Winschoter Joden hebben niet meer dan circa twintig mensen de oorlog overleefd. De synagoge wordt geplunderd, maar de Thorarollen zijn op tijd naar Amsterdam overgebracht en blijven gespaard.
Firma Van Huiden
Tenminste veertien bedrijven [16] (zie bijlage 2, verderop in dit artikel) worden geliquideerd, waaronder zes slagerijen, een leder- en schoenenbedrijf, een schoenen- en klompenbedrijf, een textielhandel, een bedrijf in meubelen en huishoudelijke artikelen, een meubelmagazijn, een manufacturier, een grossier in galanterieën en een begrafenisonderneming. Eén van deze bedrijven, het leder- en schoenenbedrijf van de firma M. van Huiden, is sinds 1810 in Winschoten gevestigd aan de Venne 106-108. Leerlooier Michiel Mozes van Huiden heeft het bedrijf ooit opgericht in Pekela.
Op 22 mei 1942 verspreidt de Wirtschaftsprüfstelle een circulaire met een aankondiging van de liquidatie van de fa. Van Huiden [17]. De twee kleinzoons van Michiel Mozes, de halfbroers Mauritz en Abraham van Huiden, leiden op dat moment het bedrijf. Zij reageren op 11 juli 1942 [18] gelaten met een keurige brief in het Duits aan de Beauftragter van de Omnia, dr. Karl Weirauch, die zetelt aan de Pottebakkersrijge 6 in Groningen. Ze geven te kennen dat ze van het Rijksbureau voor Huiden en Leder twee weken verlenging van hun verkoopbevoegdheid hebben gekregen om de distributie van leer en schoenen niet te blokkeren. De broers vragen om verdere voorschriften. De Duitsers beantwoorden hun brief niet, maar zitten ook niet stil.....
Op 13 juli 1942 stuurt advocaat Benseler van de Wirtschaftprüfstelle een brief aan Omnia met de mededeling dat behalve het bedrijfspand van de firma, ook een woonhuis aan de Venne 168 tot het onroerend goed behoort. Inmiddels heeft een zekere Hermann Ehrhardt van de meubelfabriek Konkurrenz aan de Engelstilstraat 5 zich gemeld met het verzoek dit woonhuis te mogen kopen. Karl Weirauch in Groningen krijgt daarop de vraag een koopakte op te stellen en het pand te laten taxeren. Ehrhardt kan de woning voor de taxatieprijs kopen.
Rechts op de foto het voormalige pand (de leerlooierij) van de firma Van Huiden aan de Buiten-Venne in Winschoten (uit A. Olfhof, 'Groot Fotoboek 2, Straatje van Toen Winschoten 1989').
Op 23 juli 1942 schrijft Mauritz van Huiden een brief aan Omnia, waarin hij aangeeft dat de heer W. Reilingh uit Zuidlaren naar Winschoten is gekomen om als voorlopige Treuhänder de firma over te nemen. Daarna wordt niets meer van de broers vernomen. De naam Mauritz van Huiden staat op een transportlijst van 3 oktober 1942 naar Westerbork. Wanneer Abraham daarheen is gebracht is niet bekend. Beiden worden vervolgens naar Auschwitz gedeporteerd. Abraham komt op 2 oktober 1942 in Auschwitz aan en Mauritz op 19 oktober. Ze komen kort na aankomst in het concentratiekamp om het leven: Abraham op 5 oktober en Mauritz op 22 oktober 1942. Abraham bereikt de leeftijd van 53 jaar en Mauritz wordt 67 jaar oud.
Per 21 september 1942 wordt W. Spoelder uit Groningen als Treuhänder van de fa. Van Huiden aangesteld en als zodanig ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (Handelskammer) in Veendam. Reilingh verdwijnt daarmee van het toneel. In november 1943 meldt J.A.M. Blom zich bij Omnia in Groningen; een geboren Winterswijker, destijds wonende aan de Engelstilstraat 23. Hij geeft aan dat hij gedurende 35 jaar bij de firma Van Huiden in dienst is geweest en 'van de Jood Van Huiden' een belofte heeft gekregen dat hij en eventueel zijn vrouw een vergoeding van f 17,50 per week zullen ontvangen gedurende hun leven. Omnia gaat niet op zijn verzoek in, maar verwijst hem door naar de Wirstschaftsprüfstelle waar hij maar een pensioensverzekering moet regelen. In 1944 zal Blom met een bedrag van bijna f 6500,-- worden afgekocht.
De firma Van Huiden wordt op 28 september 1942 overgedragen aan Omnia en vervolgens geliquideerd. Al in april van dat jaar is de balans van de goederenvoorraad opgenomen. De nog aanwezige voorraad wordt door afnemers in de regio opgekocht. Accountantskantoor Zoutman zorgt voor de verdere afhandeling van de zaken. In juni 1944 wordt duidelijk dat de verkoop van de firma een netto opbrengst heeft opgeleverd van fl. 11.434,85. Dit geld wordt door dr. Karl Weirach, de Beauftragter van Omia in de stad Groningen, rechtstreeks overgemaakt naar de bank Lippmann, Rosenthal & Co in Amsterdam. Vandaar verdwijnen de gelden in de Duitse Staatskas. Zo komt er een einde aan de Winschoter tak van de familie Van Huiden en het bestaan van het bedrijf M. van Huiden.
Na de oorlog
Na de bevrijding breekt de tijd van wederopbouw aan. Maar het is de vraag of dat voor de Joodse gemeenschap in Winschoten is weggelegd. In 1948 doet het bestuur van de kille onderzoek naar de precieze omvang van de ramp die de Jodenvervolging voor de gemeente heeft betekend. Aan de hand van de beschikbare gegevens tellen zij 446 slachtoffers uit de gemeente Winschoten, daarin zijn ook Joden uit de omringende plaatsen meegenomen die de Winschoter sjoel hebben bezocht.
De enkele overlevenden hebben in Winschoten ondergedoken gezeten, of komen uitgeput terug uit een van de kampen. Het eerste wat ze doen is teruggaan naar de plaats waar ze vroeger hebben gewoond. De woningen die ze aantreffen, blijken uitgewoond en veelal leeggeroofd. De bezetter heeft de Joodse woningen leeggehaald en de inboedels opgeslagen. Later zijn die inboedels voor het overgrote deel meegenomen door de Einsatzstab Rosenberg en Duitsgezinde Nederlanders. Als de rechthebbenden niet opduiken, zoals in het geval van de familie Van Huiden, vervalt het bezit aan het Nederlands Beheersinstituut. In mei 1945 wordt de Hulpactie Rode Kruis (H.A.R.K.) opgericht. Ook de overgebleven Joden in Winschoten maken daar aanspraak op. Maar de spoeling is dun en men moet vooral op eigen kracht opnieuw beginnen.
Op de Joodse begraafplaats wordt in 1948 een oorlogsmonument onthuld. Er zijn weinig mensen over uit de joodse gemeenschap aanwezig. Als daarvan ook nog enkele gezinnen emigreren loopt het snel af met de kille in Winschoten. Op 3 april 1958 verkoopt de joodse gemeenschap de synagoge met erf en grond aan de Vrijgemaakt-Gereformeerde Kerk, die in de oorlog is ontstaan na een kerkscheuring [19]. Enkele dagen na deze verkoop worden ook de overige panden van de kille verkocht: het Joods armenhuis aan de Liefkensstraat 45-47, het pand Bosstraat 26 en de nieuwe ongebruikte Joodse begraafplaats.
Op 7 juni 1964 wordt de Joodse gemeenschap officieel ontbonden door de Centrale Commissie, het algemeen bestuur van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap. De begraafplaatsen aan de Liefkensstraat en de St. Vitusholt komen op naam van het landelijke joodse kerkgenootschap te staan. De weinige joden die dan nog overbleven worden voor de keus gesteld: lid worden van de joodse gemeente te Stadskanaal óf van die in Groningen. Zo komt er een einde aan de eens zo bloeiende Joodse gemeenschap in Winschoten [0].
In op 15 april 2005 is door J.G.M. Alders, Commissaris van de Koningin in de provincie Groningen, in de aanloop naar 4 en 5 mei, op het Israëlplein een Winschoter Joods oorlogsmonument geplaatst.
Het Joods monument in Winschoten.
De geschiedenis van het monument
Het ‘Joods monument’ in Winschoten (gemeente Oldambt) is opgericht ter nagedachtenis aan de 389 joodse medeburgers die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter zijn gedeporteerd en omgebracht. Het monument is geplaatst op het Israëlplein in het hart van Winschoten, waar de meeste joden hebben gewoond of hun nering hebben gehad. Het exacte aantal gedeporteerde joden uit Winschoten is niet meer na te gaan, omdat er vóór 3 oktober 1942 al joodse mannen uit Winschoten per trein naar werkkampen in Nederland zijn vervoerd. Vanaf oktober 1942 zijn veel Joden door de bezetter opgepakt en gedeporteerd naar de vernietigingskampen in Polen [20].
Het monument
Het ‘Joods monument’ in Winschoten bestaat uit drie zuilen met op elke zuil een natuurstenen plaquette. Voor de zuilen is een verscheurde davidster geplaatst op een zwart natuurstenen voetstuk. Het geheel is omheind door gele paaltjes. De tekst op het voetstuk luidt:
‘HUN ZIELEN WORDEN GEBUNDELD IN DE BUNDEL VAN HET EEUWIG LEVEN.’
Op de plaquettes staan de namen, overlijdensdata en plaatsen van de 389 omgekomen joodse medeburgers van de stad [20]. Het ontwerp van de zuil is van Architectenbureau A.J. van Ringh BV te Winschoten [21].
Oprichting
De oprichting van het monument is een initiatief geweest van de stichting Oud-Winschoten, in nauwe samenwerking met onder meer de vereniging Handel en Nijverheid, de vereniging Ambulante Handel en de inwoners van Winschoten [20].
Een vierde betonzuil
In april 2017 is door de Stichting Joods Verleden Winschoten een vierde zuil geplaatst en een plaquette met Joodse slachtoffers. De zuil is gemaakt door Stijkel Bouw b.v. uit Scheemda.
Ook het betonwerk van de overige zuilen is door Stijkel Bouw b.v. uitgevoerd [21].
Een Joodse familie uit Winschoten
Aan de Trekweg 4 te Winschoten woonde in juli 1942 het volgende Joodse gezin:
Benjamin Slager (Winschoten, 28-11-1892, Auschwitz, 30-09-1944, 51 jaar, heeft gewerkt bij de post en als violist verzorgt hij muziek bij stomme films,
gehuwd met Lena Slager-de Vries (Winschoten 27-12-1894, Auswitz, 30-10-1944, 49 jaar.
Hun kinderen:
Abraham Slager (Winschoten, 24-01-1918, Sobibor, 28-05-1943, 25 jaar.
Aaltje Henriëtte Slager (Winschoten, 15-12-1921, Auswitch, 19-02-1943, winkeljuffrouw, 21 jaar
Henry Slager (Winschoten, 05-12-1930, Auschwitz, 30-10-1944); 13 jaar [22].
In september 2016 heeft de Stichting Oud Winschoten een kistje met verkregen voorwerpen, na meer als 70 jaar, teruggegeven aan nazaten van deze Joodse familie uit Winschoten. Kort voor de deportatie van de Joodse familie Slager aan de Grintweg 4/Trekweg te Winschoten geeft Lena Slager-de Vries enkele voorwerpen, waaronder enkele zilveren servetringen, een horloge, bros en oorbellen en enkele speldjes, verzameld in een klein ijzeren kistje, in bewaring aan haar buurvrouw mevrouw Schoenmaker. Nadat de vijfkoppige familie Slager gedeporteerd en in 1944 omgebracht is in Auschwitz en Sobibor, wordt niets meer van de familie vernomen. Voor mevrouw Schoenmaker die beloofd heeft de voorwerpen te bewaren is het uit emotioneel gezichtspunt vanzelfsprekend dit ook daadwerkelijk te doen. Het bewaren gaat voort van dochter op dochter tot de 4e generatie het kistje van haar moeder in bezit krijgt.
Via haar oom, Henk Klappe bestuurslid van Stichting Oud Winschoten (SOW) wordt het vervolgens door Astrid Klappe, wonend in Heerhugowaard, aan de Stichting overgedragen. Nadat via het halfjaarlijkse tijdschrift en de website van SOW melding gedaan wordt over dit bijzondere verkregen kistje, meldt zich, zeer opgetogen, een nazaat van de familie. Na met zijn familie overlegd te hebben komen de emoties van de geschiedenis vanzelfsprekend boven en wordt verzocht om het kistje met voorwerpen weer aan de familie over te dragen. Aldus is geschied [22].
BIJLAGE 1
• Overzicht alle NIOD-archieven:
- 2000.001 NIOD 20-38. Generalkommissariat für Verwaltung und Justiz.
- 2000.001A NIOD 77-85. Generallkommissariat für das Sicherheitswesen, Höhere SS-und Polizeiführer Nord-West.
- 2000.001B NIOD 14-18, 17. Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete.
- 2000.001C NIOD 1-12 . Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden.
- 2000.001D NIOD 61-76. Generalkommissariat zur besonderen Verwendung.
- 2000.001E NIOD 86. Beauftragten des Reichskommissars.
- 2001.014 NIOD 39-59, 78. Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft.
- 2005.004 NIOD 176. Nederlandse Oost Compagnie.
• Niod-archieven privé collectie:
- NIOD 197N Tellegen.
- NIOD 197J Sieradencomité.
- NIOD 214 Personalakten Marinegericht.
- NIOD 234 De Moor.
- NIOD 273 Stuhldreher.
- NIOD 280 Vervalsingen.
- NIOD 281 Oorlogsmisdrijven/A.J. van der Leeuw.
- NIOD 299 G. Wijsmuller-Meyer.
- NIOD 455 J. van Borssum-Buisman.
- NIOD 844 Volksche Werkgemeenschap.
- NIOD 845 Jüdische Unterstützungsstelle.
- NIOD 846 Tripels.
- 2007.011 NIOD 103. Nederlandse Omroep.
- 2009.074.002 NIOD 94. Omnia-archieven.
- 2009.074.003 NIOD 120 Landstand.
- 2009.074.004 NIOD 120 Arbeidsfront.
• 2009.074.005 Drie archieven:
- NIOD 121A Nederlandsche Apothekerskamer.
- NIOD 121 Nederlandsche Tandartsenkamer.
- NIOD 120A CULANO.
• 2009.074.006.001 – 014:
- 001. NIOD 216 A Schaepman.
- 002. NIOD 216 Secretarissen-Generaal.
- 003. NIOD 216 B/C/D Departement van Binnenlandse Zaken.
- 005. NIOSD 216 E Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kunsten.
- 006. NIOD 216 F/G Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart.
- 007. NIOD 216H Departement van landbouw en Visserij. Is bewerkt.
- 008. NIOD 216I Departement van Waterstaat.
- 009. NIOD 216J Departement van Sociale Zaken.
- 010. NIOD 216K Departement van Justitie.
- 011. NIOD 216L Departement van Fin., AZ en EZ.
- 012. NIOD 216M Departement van Defensie.
- 013. NIOD 216N Gemachtigde voor de Prijzen.
- 014 NIOD 216O Aanvullingen
• 2009.074.007.001 - 023
- 001. NIOD 212A. Dr. Hirschfeld.
- 002. NIOD 212H J. Verdam.
- 003. NIOD 212I S. Wijnbergen.
- 004. NIOD 212J W. Drees.
- 005. NIOD 218A Londense Instellingen Ministeriële Commissie.
- 006. NIOD 220 Londense Instellingen Regeringsvoorlichtingsdienst.
- 007. NIOD 221. Londense Instellingen. Radio Oranje.
- 008. NIOD 221a Londense Instellingen Ministerraad.
- 009. NIOD 222 Londense Instellingen Minister van O, C&W.
- 010. NIOD 223 Londense Instellingen. Minister van Sociale Zaken.
- 011. NIOD 224 Londense Instellingen. Minister van Handel.
- 012. NIOD 225B Londense Instellingen. Minister van BIZA.
- 013. NIOD 226 Londense Instellingen Minister zonder Portefeuille.
- 014. NIOD 226a Londense Instellingen. Minister van Oorlog.
- 015. NIOD 226b Londense Instellingen Bureau Inlichtingen.
- 016. NIOD 226e Bureau Inlichtingen, Ned. Binnenlands Duits bestuur.
- 017. NIOD 227 Londense Instellingen. Bureau Maastricht/Nijmegen.
- 018, NIOD 227a Londense Instellingen. Buitengewone Raad van Advies.
- 019. NIOD 227b Londense Instellingen Vliegende Hollander.
- 020. NIOD 231 Londense Instellingen. Algemene Documentatie.
- 021. NIOD 233 Londense Instellingen. Reconstructieproblemen.
- 022. NIOD 233a Gezelschap Nederlandse Juristen.
- 023. NIOD 440. Bureau Bijzondere Opdrachten.
• 2009.074.008.001 - 020
- 001. NIOD 088 Arbeitsbereich der NSDAP.
- 002. NIOD 089. Deutsche Reichsbahn.
- 003. NIOD 090 Handelskammer.
- 004. NIOD 091 Deutsche Krankenkasse.
- 005. NIOD 091a Schiffahrtbeauftragte Gerlach.
- 006. NIOD 092 Beauftragte für die Niederlande.
- 007. NIOD 092a Rüstungsstab-Amtsgruppe.
- 008. NIOD 092b Rüstungsinspektion.
- 009. NIOD 093 Zentralauftragstelle.
- 010. NIOD 095 Kapitän Sommer.
- 011. NIOD 096 Erich Diestel.
- 012. NIOD 097 Alfred Flesche.
- 013. NIOD 097a Ludwig Colshorn.
- 014. NIOD 097b M. Molzmann.
- 015. NIOD 098 Organisation Todt.
- 016. NIOD 098a Wayss und Freytag.
- 017. NIOD 098b Heidelberg Buttenberg Druckerei.
- 018. NIOD 098c Essener National-Zeitung.
- 019. NIOD 098d Ufa-Tobis.
- 020. NIOD 099 Nederlandse Arbeidsdienst.
• 2009.074.009
NIOD 102 departement van Volksvoorlichting en Kunsten.
• 2009.074.010.001 - 005
- 001. NIOD 100a Procureur-generaal Amsterdam.
- 002. NIOD 101 Vrederechters.
- 003. NIOD 101a K.J. Frederiks.
- 004. NIOD 101b Kab. Biza.
- 005. NIOD 105-112 Persgilde.
• 2009.074.011.001 - 007
- 001. NIOD 104 Nederlandse Kultuurkamer.
- 002. NIOD 113 Nederlandse Kultuurraad.
- 003. NIOD 115 Vertaalbureau Financiën.
- 004. NIOD 116 Tabakverwerkende Industrie.
- 005. NIOD 117 Centraal Distributiekantoor.
- 006. NIOD 117A Rijksbureau voor Diamant.
- 007. NIOD 118. Departement voor Bijzondere economische Zaken.
• 2009.074.012.001 - 014
- 001.NIOD 168a Verdinaso.
- 002. NIOD 168b NSNAP van Rappard.
- 003. NIOD 168c NSNAP Kruyt.
- 004. NIOD 168D Nationaal Front.
- 005. NIOD 169. Rost van Tonningen.
- 006. NIOD 171, H.C. van Maasdijk.
- 007. NIOD 175 Ned.Duitse Kultuurgemeenschap.
- 008. NIOD 175b Ned.Duitse Vereniging.
- 009. NIOD 177. P.J. Meulenberg.
- 010. NIOD 179. Nederlandse Volksdienst/Winterhulp.
- 011. NIOD 179a Nederlandse Coöperatieve Raad.
- 012. NIOD 180 AGA.
- 013. NIOD 180a Handelstrust West.
- 014. NIOD 181c J.J. Weismann.
• 2009.074.013 (20120501.008.006.001-009)
- 001 NIOD 194 Commissie voor de Perszuivering.
- 002 NIOD 251b Cellastic NV.
- 003 NIOD 251c Generalleutnant A. Schnez.
- 004 NIOD 270a Bijzondere Rechtspleging.
- 005 NIOD271 Mr. Besier.
- 006 NIOD 271a Mr. Van Vollenhoven.
- 007 NIOD 271b Prof. Verzijl.
- 008 NIOD 460 Waltho.
- 009 NIOD 469 Roskam
BIJLAGE 2
Lijst van geliquideerde joodse bedrijven uit Winschoten.
- H. Slager, Fa. in meubelen en huishoudelijke artikelen; Adres: Langestraat 97.
- M. Wijnberg, Textielhandelaar; Adres: Venne 54.
- M.J. Slager, Slagerij; Adres: Engelstilstraat 6.
- Levie Simons, Meubelmagazijn; Adres: Engelstilstraat 14.
- L. Polak, Grossierderij in Galanterieën; Adres: Langestraat 104.
- A.E. Sachs, Manufacturier; Adres: Venne 28/Rentelkade 3.
- Fa. De Vries, Slagerij; Adres: Langestraat 118/Kolkje 2.
- Nathan Levie, Slagerij; Adres: Grintweg 1.
- E. Been, Slagerij; Adres: Marktstraat 1.
- Levie Mozes Cohen, Slagerij; Adres: Langestraat 86.
- B. Bollegraaf, Joodse begrafenisonderneming; Adres: Trekweg 3.
- H.H. Bloemendaal, Slagerij; Adres: Langestraat 81.
Betreft de ongewijzigde versie [0]:
‘Dit is een uitgave van Doc-Direkt van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties. Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht u rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op met Doc-Direkt:
Algemeen secretariaat: 06-52 41 15 12 of 06-52 41 15 13.
Postadres: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, DGOBR | Doc-Direkt, Postbus 20011, 2500 EA Den Haag. Het oorspronkelijk artikel is van juli 2015’.
Meer lezen:
Gerelateerd artikel: De Joodse bewoners van Winschoten.
|